Australische Labradoodles kunnen lijden aan een ziekte die Australische Labradoodle Dystofinopathie genoemd wordt. De aandoening is een variant van de ziekte van Duchene en beschadigd de skeletspieren en hartspier van aangedane honden, wat uiteindelijk tot de dood leidt. Het is nu mogelijk om de genen die deze ziekte veroorzaken aan te tonen middels een DNA-test (test nummer H759).

Aangedane puppy’s kunnen vanaf een leeftijd vanaf circa 3 maanden klinische verschijnselen gaan tonen.  Deze puppy’s willen minder graag spelen en bewegen, hebben doorgezakte ondervoeten en een stijve gang. Een gezwollen of vergrote tong met als gevolg hiervan moeite met slikken en veel kwijlen kan ook gezien worden. Deze pups zijn vaak verzwakt, hebben slecht ontwikkelde spieren en vallen af. De ziekteverschijnselen verslechteren snel en dood door hartfalen treedt meestal binnen enkele maanden na het ontstaan van de klachten op.

Gelukkig kan de mutatie die zorgt voor Australische Labradoodle Dystrofinopathie worden aangetoond middels een DNA-test. Dit kan helpen bij het diagnosticeren van de ziekte bij een pup, maar ook bij het maken van de meest gunstige fokkeuze.